Close

Koninginnen en een sporadische Khalifa


Vrouwelijke staatshoofden van moslimdynastieën: sommige mensen kunnen zich moeilijk voorstellen dat het mogelijk is.1 Volgens de één is het inherent aan de islam dat vrouwen niet bepaalde leiderschapsfuncties kunnen bekleden, volgens de ander is dit onzin. Velen beweren zelfs dat er geen vrouwelijke staatshoofden geweest zijn. Maar als we wat dieper in de boeken en de geschiedenis duiken, blijkt dat er veel vrouwelijke politieke leiders zijn geweest. Tijdens een wereldreis door de literatuur van de geschiedenis over moslimlanden komen koninginnen en zelfs een sporadische khalifah je tegemoet.

Bij het afwijzen van vrouwelijke staatshoofden wordt vaak de hadieth aangehaald waarin Ath-Tha’labi zei: “Een keer werd Bilqis genoemd door Allah’s boodschapper (v.z.m.h.) die zei: ‘Zulke mensen die geleid worden door een vrouw, zullen nooit succesvol worden’”. Maar de suboverleveraar, Isma’il Ibn Muslim, wordt door hadiethgeleerden als zwak, en dus niet authentiek gezien.2 Een andere veelgehoorde hadieth komt uit Bukahri’s hadiethcollectie: “Het volk dat zijn lot in handen van een vrouw legt zal nooit voorspoed kennen”.3 De sociologe Fatima Mernissi toonde echter na grondig historisch onderzoek aan dat de overleveraar, Abu Bakra, onbetrouwbaar was, omdat hij een valse getuigenis had afgelegd in een overspelzaak en hiervoor ook bestraft was door de khalief ‘Umar. Hij zou dus nooit ahadieth hebben mogen overleveren, omdat een valse getuigenis iemand volgens de islamitische regels diskwalificeert als overleveraar. Hoewel beide ahadieth als ongegrond beschouwd kunnen worden, blijft een deel van de moslims toch van mening dat dit de basis is voor het idee dat vrouwelijk politiek leiderschap niet wenselijk is. Zo vertelde de conservatieve Imam Fawaz Jneid mij dat vrouwen te emotioneel zijn voor dergelijke functies.4 Hiertegenover staat een veel gehoord argument vóór vrouwelijk politiek leiderschap in de islam, gebaseerd op het Koranische verhaal van koningin Bilqis van Saba (in Yemen), waarin zowel haar politieke als religieuze handelswijze geprezen worden: “Voorwaar, ik heb gezien dat een vrouw over hen heerst en zij beschikt over alle zaken en zij heeft een geweldige troon.” (Koran, 27:23)

Toen ik dit voorlegde aan Imam Fawaz, zei hij dat haar “geweldige troon” (leiderschap) dateerde van vóór het moment dat ze moslim werd, en dus geen geldige grond is voor moslimvrouwen. Ik kon zijn redenering niet echt volgen; als vrouwen emotioneel te zwak zijn om te leiden, lijkt het mij niet dat alleen moslimvrouwen emotioneel zijn. We zullen in de praktijkvoorbeelden uit de geschiedenis ook zien dat dit niet het geval was. Hoe ze de ahadieth tégen of het Koranvers vóór ook interpreteren, veel geleerden zijn het er tegenwoordig over eens dat vrouwen wel degelijk leiderschapsposities kunnen vervullen. Staatshoofd blijft echter een omstreden functie.

Vormen van politiek leiderschap

De meerderheid van de moslimgeleerden is van mening dat een vrouwelijke khalief (leider van het islamitische rijk) niet mogelijk is. De meest gehoorde reden hiervoor is dat de khalief ook imam van het vrijdagsgebed in de grote moskee én hoofd van het leger was, twee functies die over het algemeen niet geschikt bevonden worden voor vrouwen.5 Spirituele en religieuze autoriteit zijn dus in de functie van khalief ingebed. Mernissi zegt dat dit niet het geval is met “seculiere” vormen van politiek leiderschap als koningin of heerser van een staat. Van het woord khalief bestaat officieel ook geen vrouwelijke uitgangsvorm6, maar de titels malika en sultana bestaan wel, en er zijn veel vrouwen geweest met deze titels. Het is echter opmerkelijk dat bijna iedereen deze vrouwen vergeten is, zelfs Westerse islamkenners. Zo zei Bernard Lewis dat er “geen koninginnen in de islamitische geschiedenis zijn en dat het woord koningin, als dat al voorkomt, alleen gebruikt wordt voor buitenlandse heersers in Byzantium of Europa. Er waren een paar momenten waarin moslimdynastieën kort geregeerd werden door vrouwen, maar dit werd gezien als een dwaling en een wandaad”.7 We zullen zien dat het woord koningin (in diverse vormen) wel degelijk op vrouwelijke moslimleiders werd toegepast en dat deze leiders geprezen werden. Maar hoe en in welke context kwamen zij dan aan de macht? En hoe werd hun leiderschap ontvangen?

Eén khalifah

In een context waarin vrouwelijke uitsluiting normaal was, is het volgende verhaal des te interessanter. Sitt al-Mulk (970-1023), geboren in het Fatimidische paleis als dochter van de khalief Al-‘Aziz, droeg een naam die een “self-fulfilling prophecy” bleek: ‘vrouw van macht’. Ze wordt geprezen door hedendaagse kroniekschrijvers om haar karakter en haar publieke beleid, welke volgens de verhalen koninklijke autoriteit uitstraalde. Sommigen zeggen dat veel van Sitt al-Mulk’s verhaal verloren en vergeten is8, anderen zeggen echter dat Sitt al-Mulk een van de weinige vrouwen is over wie uitgebreid is geschreven in middeleeuwse islamitische bronnen.9 Bekend of onbekend, in alle verhalen kunnen we lezen dat ze niet alleen prachtig, maar ook zeer intelligent was. Haar vader en broer adoreerden haar. Ook was ze zeer geliefd bij de mensen van Caïro, want iedereen kende haar als een oprecht persoon met uitzonderlijke kwaliteiten, vooral op het gebied van juridische zaken. Haar vader was ook geliefd, omdat hij een barmhartige heerser was. Hij gaf Sitt al-Mulk al vroeg macht door vaak om haar mening te vragen en hij moedigde haar aan om deze ook ongevraagd te geven.

Sitt al-Mulks broer al-Hakim was zeer jaloers op haar, alhoewel hij de nieuwe khalief was geworden na de dood van hun vader. Hij was op zijn zachtst gezegd ‘in de war’ en terroriseerde de inwoners van Caïro. Wie deze situatie (lees: al-Hakim) uiteindelijk tot een einde heeft gebracht, is niet met zekerheid te zeggen. Sitt al-Mulk was niet per definitie onschuldig. Op een gegeven moment deed het nieuws de ronde dat al-Hakim was verdwenen. Dit was niet wat khaliefen deden; je overleed op het slagveld, stierf een vrome dood op weg naar Mekka, of werd vermoord.10

Verdwenen of overleden, er moest een nieuwe khalief komen. Het vierjarige neefje van Sitt al-Mulk was echter te jong en het uitroepen van een legergeneraal tot khalief was niet de wil van de fuqaha (rechtsgeleerden), noch van Sitt al-Mulk. De fuqaha zagen Sitt niet als permanente oplossing, omdat een vrouw als khalief eigenlijk niet kon. Deze situatie was echter niet normaal, dus leek Sitt al-Mulk voor iedereen het logische alternatief, omdat gekozen moest worden tussen twee ‘kwaden’; chaos in het rijk óf een vrouwelijke leider die toch al geliefd was bij de mensen. Zo leek pragmatisme het te winnen van een heersend dogma, maar er moest een legale permanente oplossing komen: na één dag khaliefa te zijn geweest, heeft Sitt al-Mulk vier jaar, als het ware onzichtbaar, in naam van haar neefje, het rijk geregeerd. Ze was geliefd bij het volk, maar een lieverdje was ze niet als het volgens haar om onrecht ging. Zo streed zij tegen de Druzen en stond ze hen alleen toe om in de Libanese bergen te leven. Diplomatiek was ze wel: ze probeerde de spanningen met het Byzantijnse Rijk te verminderen en dat ging aardig, maar voordat dit geheel rond was, stierf ze op 52-jarige leeftijd.11

Hoe uitzonderlijk dit verhaal ook mag lijken, het staat niet op zichzelf. Tijdens het Andalusische khalifaat was er ook een christelijke vrouw die het rijk regeerde: Subh Aurora. Zij regeerde voor de duur van twintig jaar, maar altijd onder de naam van haar man en later die van haar zoons.12 In deze en gelijksoortige verhalen was het zo dat de echte invloed, regels en autoriteit van de vrouwen kwamen, maar onder de noemer van een man. Mernissi zegt dat dit de reden is waarom de geschiedenis geen officiële vrouwelijke khaliefen kent. Op die ene dag van Sitt na dan.

Een Mamlukse Sultana

Van het Fatimidische Rijk in Caïro in de elfde eeuw naar de Mamlukken in de dertiende eeuw. Onder hen was er in Caïro sultana Shajarat al-Durr, die samen met haar man regeerde. Maar in India was in die tijd een Mamlukse sultan, Iltutmish van Delhi, die geen enkel probleem had met het accepteren van vrouwelijke macht. Hij waardeerde waardigheid en rechtvaardigheid meer dan geslacht. Dit was tevens ook zijn begrip van de egalitaire islam, omdat hij een slaaf was die het tot sultan had geschopt. Dit was ook goede islampropaganda in het India dat gedomineerd werd door het Hindu-kastensysteem. Hij zei hardop dat het zijn dochter Radiyya moest zijn die hem zou opvolgen: “Mijn zonen zijn niet in staat tot leiderschap, en daarom heb ik besloten dat mijn dochter na mij moet heersen”.13

Na Iltutmish’s dood dachten de zoons daar anders over en zoon Rukn al-Din vermoorde eerst zijn halfbroer en bedreigde Radiyya. In die tijd droegen de mensen in het kleurrijke India witte kleding wanneer ze onderdrukt werden. En slim en geliefd bij de mensen als Radiyya was, ging zij de straat op in witte kleding als teken van haar onderdrukking als gevolg van haar broers doodsbedreigingen. Ze zei in de moskee: “Mijn broer doodde onze broer en nu wil hij mij vermoorden. Ibn Battutah, de ‘islamitische Marco Polo’ die vanuit Tanger als islamitische rechtsgeleerde de hele toenmalige moslimwereld rondreisde, voegde hier aan toe: “Hiermee herinnerde ze de mensen aan de tijd van haar vader en diens goede daden voor de mensen. Dit resulteerde in een opstand tegen sultan Rukn al-Din toen hij in de moskee was. Hij werd gearresteerd en naar Radiyya gebracht. Zij zei: de moordenaar moet gedood worden; en hij werd voor de moord op zijn broer bestraft en gedood. Het leger en de mensen waren het erover eens dat Radiyya als sultan aangesteld moest worden”.14 Ibn Battutah beschrijft dat zij ongesluierd in het openbaar trad, als absolute monarch regeerde voor vier jaar, paarden bereed als een man en gewapend was met pijl en boog, haar gezicht niet bedekte, haar haren knipte en zich kleedde als een man.15 Munten werden in haar naam gedrukt met haar titel: “Pilaar van Vrouwen, Koningen der tijden, Sultana Radiyya dochter van Shams al-Din Iltutmish”. Zelf koos ze nog twee titels: “Radiyya al-dunya wa al-din” (gezegende van het aardse leven en het geloof) en “Balqis Jihan”, verwijzend naar de koningin van Saba uit de Koran.

Maar hoe vrouwvriendelijk haar vader ook was, het kastensysteem won uiteindelijk de genderstrijd. Mernissi beschrijft; “het leger vond dat het na vier jaar tijd was voor een mannelijke leider en dat Radiyya moest trouwen. Ze trouwde met gouverneur Ikhtiyar al-Din Altuniyya, die eerder nog tegen haar had gevochten. Samen probeerden zij Delhi te heroveren, maar door uitputting slaagden zij hier niet in”. Een voorbijganger zag Radiyya liggen en beroofde en doodde haar. Toen de dief haar spullen wilde verkopen op een markt, herkende iemand Radiyya’s spullen. De mensen van Delhi vonden haar, gaven haar de rituele wassing en bouwden een tombe over haar graf. Ibn Battutah concludeert dat de mensen haar tot heilige maakten en haar graf is nog steeds te bezoeken aan de oever van de grote Jun (Jumna) rivier bij Delhi.

De Khatuns

Toen Ibn Battutah door het Mongoolse Rijk trok merkte hij de constante invloed van vrouwen in de politiek op: “Bij de Turken en de Tataren genieten hun vrouwen een hele hoge positie; inderdaad, wanneer zij een bevel uitbrengen zeggen zij: ‘met het bevel van de Sultan en de Khatuns’”.16 Zoals malika en sultana typisch Arabische titels zijn voor de vrouwelijke moslimleiders, is khatun de meest voorkomende titel in de Turkse en Mongoolse dynastieën. Ibn Battutah zag hier dat vrouwen anders werden behandeld dan in zijn thuisstad Tanger. Zij waren altijd bij de vrijdagspreek aanwezig en zaten heel dicht bij de sultan. Battutah schrijft zelfs dat zij volledig zichtbaar waren voor iedereen die aanwezig was, “zonder het gebruik van sjaals”. In de Mongoolse dynastieën regeerden veel mannen gezamenlijk met hen en hadden de vrouwen grote invloed in staatsaangelegenheden. Er zijn ook khatuns geweest die volledig autonoom regeerden.

Kutlug Khan regeerde 26 jaar alleen tot 1282.17 Toen haar man Qutb al-Din stierf, stelden de notabelen van de staat Kirman aan de Mongoolse rechtbank voor om de heerschappij in de handen van Kutlugh Khan te leggen. Men noemde haar ook wel Kutlugh Khatun of Kutlugh Turkan. Intriges waren ook hier niet onbekend: toen haar stiefzoon haar van de troon wilde stoten, wist ze hem te bedaren door zijn naam ook tijdens de khutba te laten noemen. Dit is van belang, want tot op de dag van vandaag wordt in veel landen de khutba in de naam van de nationale heerser uitgesproken, wat het leiderschap van de heerser bevestigt. Hierna waren er nog meer intriges, maar voor dit verhaal is het van belang dat haar dochter Padishah Khatun net zoals haar moeder was: een geboren leidster. Nadat de staat Kirman in diverse handen was geweest, wist Padishah deze door slim te trouwen weer in handen te krijgen. Ze arresteerde haar halfbroer, die het haar moeder zo moeilijk gemaakt had. Ze nam de titel ‘safwat al-dunya wa al-din’ (puurheid van de aardse wereld en die van het geloof) aan en was officieel het zesde staatshoofd van de Kutlugh-Khanid dynastie. Gouden en zilveren muntstukken werden in haar naam gedrukt, waarvan sommigen nog te bewonderen zijn in een Berlijns museum. Uiteindelijk werd zij door de weduwe van haar halfbroer gedood. Een interessante traditie in deze staten was dat schoondochters automatisch eigen staten kregen en zo staatshoofden waren, iets wat ondenkbaar zou zijn onder de Abbasiden, waar we geen enkel vrouwelijk officieel staatshoofd kunnen vinden.

Geen uitzondering

In dit artikel ontmoetten we eerst een khalifa, wat uiterst merkwaardig en uitzonderlijk was, toen een sultana die autonoom regeerde in India, en daarna de Mongoolse khatuns die zowel in eigen naam als samen met hun echtgenoot regeerden. Ondanks de verschillende meningen in de geschiedenis, die ook nu nog bestaan, ondanks de tegenstanders en weerstanden die nog steeds in de meerderheid zijn (religieus of niet), en ondanks dat moslims en ook islamkenners beweren dat er niet of nauwelijks vrouwelijke leiders van moslimdynastieën zijn geweest, moet gezegd worden dat zij er wel degelijk waren.18 En hoe goed de voorstanders zich ook gebaseerd hadden op koranische principes van gelijkwaardigheid, tegenstand was er en zal er misschien ook altijd wel blijven. Hoewel de meerderheid van de politieke leiders mannelijk was en is, is één ding zeker: vrouwen zijn geen uitzondering, en vrouwelijke leiders net zo min.

Noten

  1. In de geschiedenis waren er veel meer verschillende staatsvormen vergeleken met nu. De term khalifaat werd gebruikt voor het overkoepelende islamitische rijk, maar ook voor deelstaten. De deelstaten van met name het oude India en de Malediven kenden een groot aantal koninginnen. Voor meer informatie en voorbeelden zie Mernissi: Sultanes (noot 6).
  2. Ibn Kathir: Stories of the Qur’an. El-Mansoura, Dar al-Manarah, p. 95.
  3. Zie: Fatima Mernissi: De politieke Harem. Vrouwen en de profeet. Breda, De Geus, 1991.
  4. Het interview vond plaats in de As-Sunna moskee in Den Haag op 17-08-2009 in het kader van mijn Bachelorscriptie Moslimmannen- en Vrouwen in de Samenleving; Een onderzoek vanuit islamitisch perspectief naar Ikhtilat in de Westerse samenleving. Amsterdam, Vrije Universiteit, 2009.
  5. Hoewel er ook voorbeelden van vrouwelijke imams (zoals Umm Waraqa) en in grotere getale van vrouwelijke legeraanvoerders (waaronder A’isha) te noemen zijn, vergt het teveel uitleg voor dit artikel waarin ik focus op politieke leiders.
  6. Fatima Mernissi: The Forgotten Queens of Islam. Minneapolis, University of Minnesota Press, 1993, p. 4. Vertaald als Sultanes, De macht van vrouwen in de wereld van de Islam. Breda, De Geus, 1992. In dit boek vind je vele vrouwelijke staatshoofden van moslimdynastieën.
  7. Bernard Lewis: The Political Language of Islam. Chicago, University of Chicago Press, 1988, p. 66.
  8. Paul E. Walker: ‘The Fatimid Caliph al-ʿAziz and His Daughter Sitt al-Mulk: A Case of Delayed but Eventual Succession to Rule by a Woman’. In: Journal of Persianate Studies 4 (2011), p. 30-44.
  9. Delia Cortese en Simonetta Calderini: Women and the Fatimids in the World of Islam. Edinburgh, Edinburgh University Press, 2006.
  10. Mernissi (1993), p. 163.
  11. Johanna Awad-Geissler: Die Schattenkalifin. München, Droemer, 2007.
  12. Abdallah Inan: Tarajim Islamiyya. In: Mernissi (1993), p. 48.
  13. Ishwari Prasad: History of mediaeval India. Allahabad, The Indian Press, 1976, p. 88.
  14. Ibn Battutah: Travels in Asia and Africa 1325-1354. London, Broadway House, 1929, p. 34.
  15. Mernissi (1993), p. 96.
  16. Ibn Batuttah: Travels in Asia and Africa: 1325-1354. Abingdon Oxon, The Broadway Travellers/RoutledgeCurzon, 2005 (1e druk 1929), p. 100-101.
  17. Abd al-Rahman: ‘Kutlugh Khanids’. In: Encyclopedia of Islam, Volume 5, p. 552-554. Leiden, Brill, 1982.
  18. Zie ook: Anne Dijk: Invloedrijke Moslimvrouwen; het nieuwe bewustzijn. Lezing Symposium Al Nisa 22 september 2012.  Na te lezen via: http://www.alnisa.nl/campagnes/lees-hier-de-lezing-van-anne-dijk/ en http://www.nieuwemoskee.nl/2012/09/invloedrijke-moslimvrouwen-het-nieuwe-bewustzijn/

islam en de vrouw, islam en politiek, islamitisch feminisme, islamitische geschiedenis