Close

Voeding in de Koran Eet en drinkt van de Levensbehoeften die God schenkt


Geschreven door: Pé Mullenders Tags: , ,

In de Koran omschrijft Allah zichzelf als “Hij die voedsel geeft maar niet wordt gevoed.” (Sura Al-an’Aam, 6:14). In sura ad-Dzaarijaat (51:57) staat bovendien dat Hij niet wil dat de mensen en de djinn Hem in levensonderhoud voorzien en voeden. In tegenstelling tot de mens heeft Allah namelijk geen voedsel nodig. Maar alhamdulillah heeft Hij ons op vele manieren van heerlijk en gezond voedsel voorzien. In dit artikel zal ik ingaan op de voedingsmiddelen die in de Koran genoemd worden en op de verschillende manieren waarop in de Koran over voeding wordt gesproken.

 

Voedingsmiddelen als teken van Allah

Op vele plaatsen in de Koran worden voedingsmiddelen genoemd. Meestal gebeurt dit door middel van verzameltermen of soortnamen, zoals vruchten (o.a. vers 2:21), groente (2:61), gevogelte (56:21) en drank (o.a. 36:73). Ook worden woorden gebruikt die de herkomst van deze voedingsmiddelen aanduiden, zoals landbouwgewassen (o.a. 6:141), (klein)vee (o.a. 6:146), jachtwild (5:95), boomgaarden (78:32 en 80:30), graan (o.a. 50:9) en zaadkorrels (36:33 en 55:12). En natuurlijk wordt water genoemd; om te drinken, maar ook als levensbron voor alle andere voedingsmiddelen: “En Hij is het die de winden als verkondigers van goed nieuws voor Zijn barmhartigheid uit zendt. En Wij laten uit de hemel rein water neerdalen om daarmee een dode streek tot leven te brengen en om daarmee veel van wat Wij geschapen hebben, vee en mensen, te drinken te geven.” (Sura Al-Furqaan, 25:48-49)

Sommige voedingsmiddelen worden specifiek vermeld in de Koran. Van de vruchten zijn dat dadels (o.a. 4:24), olijven (o.a. 6:99), granaatappels (o.a. 6:141), pompoenen (37:146), bananen (56:29), vijgen (95:1), komkommers (2:61) en druiven (o.a. 2:266).1 Ook knoflook, linzen, uien (allen 2:61), gember (76:17), eieren (37:49), mosterdzaad (21:47 en 31:16), honing (47:15) en melk (o.a. 16:66) worden vermeld. Tot slot worden in de Koran enkele voedingsmiddelen genoemd die de mens zelf kan maken door bereiding van bepaalde gewassen of vruchten, namelijk brood (12:36), olie, saus (beide 23:20), sap (12:49) en wijn (o.a. 2:219). Voedingsmiddelen worden in de Koran vaak beschreven als een teken of les voor de mens. Door deze te beschouwen kan de mens zich bewust worden van Gods bestaan, Zijn grootsheid en Zijn genade voor de mensheid.2

“In het vee is er voor jullie ook een les: van wat er in hun buiken tussen mest en bloed is, geven Wij jullie zuivere melk te drinken die de drinkers goed bekomt. En van de vruchten van de palmen en de wijnstokken: jullie nemen ervan een bedwelmende drank en goede voeding. Daarin is zeker een teken voor mensen die verstandig zijn. En jouw Heer heeft de bijen ingegeven: ‘Betrek behuizingen in de bergen, in de bomen en in wat zij (als dakconstructies) optrekken. Eet dan van alle vruchten en ga met gemak langs de wegen van jouw Heer.’ Uit hun buiken komt een drank van verschillende kleuren waarin genezing voor de mensen is. Daarin is zeker een teken voor mensen die nadenken.” (Sura an-Nahl, 16:66-69)

“En een teken voor hen is de dode aarde die Wij tot leven brengen en waaruit Wij zaadkorrels voortbrengen zodat zij ervan eten. En Wij hebben erop tuinen van palmen en wijnstokken gemaakt en bronnen laten ontspringen, opdat zij van de vruchten daarvan en van wat hun handen maken kunnen eten. Zullen zij dan geen dank betuigen?” (Sura Ya Sien, 36:33-35)

Levensonderhoud voor de mens

In de Koran maakt Allah ook duidelijk dat Hij die voedingsmiddelen geschapen heeft om te voorzien in het levensonderhoud van de mens. In sura Quraish (106:4) zegt Allah bijvoorbeeld dat Hij de mensen voedsel tegen de honger geeft. Maar kijk ook eens naar de volgende Koranverzen: “God is het die de hemelen en de aarde geschapen heeft en die uit de hemel water heeft laten neerdalen en die daarmee vruchten heeft voortgebracht voor jullie levensonderhoud. (…)” (Sura Ibrahiem, 14:32) En “En Hij is het die voor jullie de zee dienstbaar heeft gemaakt om er vers vlees uit te eten en er sieraden uit te halen om je mee te tooien. (…)” (Sura an-Nahl, 16:14)

“En Wij hebben voor jullie daarmee tuinen van palmen en wijnstokken laten ontstaan waarin jullie veel vruchten hebben en waarvan jullie kunnen eten en een boom die uit de berg Sinaa’ voortkomt die olie voortbrengt en saus voor hen die eten. In het vee is er voor jullie ook een les; van wat er in hun buiken is geven Wij te drinken. Jullie hebben daarvan ook veel nut en jullie eten ervan.” (Sura al-Moe’minoen, 23:19-21).3

Herhaaldelijk spoort Allah de mensen dan ook aan om gebruik te maken van al het goede dat Hij ons voor de vervulling van onze levensbehoeften gegeven heeft.4 “Jullie die geloven! Eet van de goede dingen die Wij jullie voor jullie levensonderhoud gegeven hebben en betuigt dank aan God, als Hij het is die jullie dienen.” (Sura al-Baqara, 2:172) En “Hij is het die de aarde voor jullie handelbaar gemaakt heeft. Wandelt dus over haar rug en eet van het levensonderhoud dat Hij geeft. En de herrijzenis voert naar Hem.” (Sura Al-Mulk, 67:15)

Daarbij wordt ook benadrukt hoe belangrijk het is om bij het nuttigen van al dat goeds Allah te danken (2:172, 22:36, 36:35 en 36:73), Hem te vrezen (5:88, 8:69 en 22:37) en zuinig met deze voorzieningen om te gaan: “Kinderen van Adam! Doe jullie mooie kleding aan bij elke moskee en eet en drinkt, maar weest niet verkwistend; Hij bemint de verkwisters niet.” (Sura al-A’raaf, 7:31)

“Eet van de goede dingen waarmee Wij in jullie levensonderhoud voorzien, maar overdrijft daarbij niet zodat Mijn toorn over jullie losbarst; over wie Mijn toorn losbarst, die komt ten val.” (Sura Taha, 20:81)

Voedingsregels

In de Koran staat ook regelgeving over de omgang met voedsel. Het meest bekend zijn de verzen over vlees dat verboden of juist toegestaan is.5 “Verboden is voor jullie wat vanzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees, vlees van iets waarover iets anders dan God is aangeroepen, het verstikte, het doodgeslagene, het doodgevallene, het doodgestotene, wat wilde dieren hebben aangevreten – behalve wat jullie geslacht hebben – en wat geofferd is op de offerstenen en ook dat jullie met pijlen verloten. Dat is een schande. (…) Maar als iemand door honger gedwongen wordt zonder tot zonde geneigd te zijn, dan is God vergevend en barmhartig. Zij vragen jou wat hun toegestaan is. Zeg: ‘Toegestaan aan jullie zijn de goede dingen en (de vangst van) die roofdieren die jullie afgericht hebben door ze iets te leren van wat God jullie geleerd heeft.’ Eet dus van wat zij voor jullie vangen en vermeldt Gods naam erover. En vreest God; God is snel met de afrekening.” (Sura al-Maa’ida, 5:3-4)

Verder worden wijn en gokken een ‘grote zonde (2:219) en een ‘gruwel’ genoemd die vijandschap en haat tussen de gelovigen veroorzaken en de mensen afhouden van het gedenken van Allah en van het gebed (5:90-91). “Vermijdt die dus”, zegt Allah. Hierop is het islamitische verbod op alcohol gebaseerd.6 Allah benadrukt in de Koran echter dat bijna al het voedsel toegestaan is, en dat Hij bovendien barmhartig zal zijn ten aanzien van mensen die door nood gedwongen toch iets moeten eten dat door Hem eigenlijk verboden is.7 “Zeg: ‘Ik vind in wat mij is geopenbaard niets wat voor een eter die zich ermee voedt verboden is, behalve wat vanzelf dood gegaan is of uitgestroomd bloed of varkensvlees – dat is een gruwel – of iets schandelijks waarover iets anders dan Gods naam is uitgeroepen, maar als iemand ertoe gedwongen wordt, niet uit begeerte om te overtreden, dan is jouw Heer vergevend en barmhartig.” (Sura al-An’aam, 6:145)

Ook staat in de Koran in wiens huizen men zondermeer kan eten, namelijk in die van familie en vrienden (24:61), dat aan moslims ook het voedsel van “hen aan wie het boek gegeven is” (joden en christenen) is toegestaan (5:5) en hoe de moslims zich moesten gedragen als ze door de profeet Mohammed (vzmh) waren uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten (33:53). De Koran bevat ook enkele regels over voeding tijdens de haddj (bedevaart), bijvoorbeeld: “(…) En neemt proviand mee, maar de beste proviand is godvrezendheid. (…)” (Sura al-Baqara, 2:197)

“Toegestaan voor jullie is wat op zee gevangen wordt en voedsel uit haar als levensmiddelen voor jullie en voor de reizigers, maar verboden is voor jullie wat op het land gejaagd wordt zolang jullie in gewijde staat zijn. En vreest God tot Wie jullie verzameld zullen worden.” (Sura al-Maa’ida, 5:96)8

En bij het offeren van dieren aan Allah moet een deel van het vlees aan de armen gegeven worden, zo blijkt uit de Koran.9 “En de offerkamelen hebben Wij voor jullie tot Gods gewijde symbolen laten behoren. Daarin is (allerlei) goeds voor jullie. En vermeldt Gods naam erover als ze gekluisterd klaar staan. En als ze op hun zij gevallen zijn, eet er dan van en voedt ook de arme die bescheiden is en die erom vraagt. Zo hebben Wij ze aan jullie dienstbaar gemaakt; misschien zullen jullie dank betuigen.” (Sura al-Haddj, 22:36)

Verder staan er in de Koran regels voor de onthouding van voedsel, bijvoorbeeld in de vastenmaand Ramadan: “..Eet en drinkt totdat voor jullie in de morgenschemering de witte draad van de zwarte draad te onderscheiden is. Vast dan volledig tot aan de nacht. (…)” (Sura al-Baqara, 2:187) En “.. En zij die er wel toe in staat zijn (maar het niet doen) hebben als vervangende plicht een behoeftige te spijzigen (…).” (Sura al-Baqara, 2:184)

Zowel onthouding van voedsel als het geven van voedsel aan de armen worden in de Koran ook genoemd als een vorm van compensatie voor mensen die een eed verbroken hebben (5:89) en voor mannen die op een bepaalde manier van hun vrouw scheiden, maar daar vervolgens op terugkomen (58:4).

Meer nog dan in termen van regels, wordt het geven van voedsel aan de armen in de Koran echter benadrukt als een morele verplichting van de gelovigen.10 Allah beschrijft bijvoorbeeld de vrome gelovigen als mensen die “voedsel geven op een dag van hongersnood aan een wees uit de verwantschap of aan een arme behoeftige.” (Sura al-Balad, 90:14-16). Elders in de Koran staat: “En zij geven, hoe lief zij het ook hebben, voedsel aan behoeftige, wees en gevangene. ‘Wij geven jullie voedsel ter wille van God; Wij wensen van jullie geen loon of dank’.” (Sura al-Insaan, 76:8-9)

Degenen die echter nagelaten hebben om de armen te voeden, worden door Allah gewaarschuwd voor Zijn conclusies op de beoordelingsdag.11 “Heb jij hem gezien die de godsdienst loochent? Dat is hij die de wees wegduwt en die er niet op aandringt de behoeftige voedsel te geven.” (Sura Al-Maa’un, 107:1-3)

Profeten en voedsel

Voedsel komt ook voor in de Koranverhalen over profeten. Zo vroeg Musa a.s. God om water voor zijn volk, waarna God twaalf bronnen met drinkwater liet ontstaan (2:60 en 7:160). Allah gaf hen ook manna en kwartels (7:160). Op deze manier liet God dus Zijn aanwezigheid zien. Verder verzocht het volk van Musa hem om aan God groente, komkommers, knoflook, linzen en uien te vragen (2:61). In het verhaal van Jusuf komt voedsel niet alleen voor in de dromen die hij aan zijn medegevangenen en aan de koning uitlegt, maar ook in het buffet dat de vrouw van de koning voor haar vriendinnen klaarmaakte (12:31-49). Jusuf gaf bovendien aan zijn broers proviand (12:59 en 12:70). In dit verhaal lijkt voedsel vooral een situatie van rijkdom en welvaart aan te duiden. De profeet Ibrahiem zette zijn gasten een geroosterd kalf voor (11:69 en 51:26-27). En nadat hij samen met zijn zoon Isma’iel de Ka’aba had gebouwd, deed Ibrahiem de volgende smeekbede: “Mijn Heer, maak dit tot een veilige plaats en voorzie met vruchten in de levensbehoeften van zijn bewoners die geloven in God en de laatste dag.” (Sura al-Baqara, 2:126)

Ook Jezus vroeg God, naar aanleiding van een verzoek van zijn discipelen, om een tafel met eten, en voegde daaraan toe: “En voorzie in ons levensonderhoud; U bent de beste voorziener.” (Sura al-Maa’ida, 5:114) Dat Allah Zijn profeten inderdaad van levensonderhoud voorzag, blijkt ook weer uit een uitspraak van Ibrahiem: “En Hij is het die mij spijzigt en te drinken geeft” (Sura as-Shu’araa, 26:79). En toen Ayyub tot Allah riep dat Satan hem met tegenspoed en kwelling had getroffen, antwoordde Allah: “Stamp met je voet, dit is water voor een koel bad en een dronk.” (Sura Saad, 38:42)

Maar misschien wel de mooiste van dit soort Koranverzen gaan niet over mannen, maar over een vrouw: Maria (Maryam), de moeder van Jezus (‘Isa). “..Telkens als Zakariyya bij haar in het heiligdom binnenkwam vond hij proviand bij haar. Hij zei: ‘Maryam, waar heb jij dit vandaan?’ Zij zei: ‘Het komt van God. God geeft levensonderhoud aan wie Hij wil, zonder afrekening’.” (Sura al-‘Imraan, 3:37) “Toen maakten de weeën dat zij naar de stam van de palm ging. Zij zei: ‘Ach was ik maar eerder gestorven en was ik maar volstrekt in vergetelheid geraakt.’ Maar hij riep haar van onder haar vandaan: ‘Wees niet bedroefd, jouw Heer heeft onder jou een beekje geplaatst. En schud de stam van de palm naar je toe dan zal zij verse rijpe dadels op je laten vallen. Eet en drink dan en wees goedsmoeds (…)’.” (Sura Maryam, 19:23-26)

De Koran bevat ook enkele verzen over de profeet Mohammed (vzmh) en voedsel. Daarin is te zien hoe de Mekkanen bleven weigeren om Mohammed als de boodschapper van God te beschouwen. Het feit dat hij, net zoals henzelf, voedsel nodig had, gebruikten ze daarbij als argument. “En zij zeggen: ‘Hoe komt het dat deze gezant voedsel eet en op de markten rondloopt? Had er dan niet een engel naar hem neergezonden kunnen worden om samen met hem een waarschuwer te zijn? Of als er hem maar een schat toegeworpen was of als hij maar een tuin had gehad waarvan hij kon eten!’ En de onrechtplegers zeggen: ‘Jullie volgen slechts een man die betoverd is’.” (Sura al-Furqaan, 25:7-8)

Allah beschrijft daarom in de Koran herhaaldelijk de menselijkheid van Zijn profeten aan de hand van hun behoefte aan voedsel; evenals andere mensen hebben zij voedsel nodig om te kunnen overleven.12 “De masieh, de zoon van Marjam, is alleen maar een gezant aan wie de andere gezanten zijn voorafgegaan en zijn moeder was een oprechte vrouw; beiden aten zij voedsel. (…)” (Sura al-Maa’ida, 5:75) “En Wij hebben hen niet als lichamen gemaakt die geen voedsel eten en zij bleven ook niet altijd bestaan.” (Sura al-Anbiyyaa’, 21:8)

Voedsel in het Paradijs

Het meest spreekt Allah in de Koran echter over voedsel als Zijn belofte aan de gelovigen die het Paradijs zullen binnentreden.13 Allah zal dan in al hun behoeften voorzien en hen rijkelijk belonen met heerlijke drank en vruchten.14 “De tuin die de godvrezenden is toegezegd ziet er zo uit: Er zijn rivieren van water dat niet brak is, rivieren van melk waarvan de smaak niet verandert, rivieren van wijn die aangenaam is voor de drinkers en rivieren van gezuiverde honing. En zij hebben daar allerlei vruchten en vergeving van hun Heer. (…)” (Sura Mohammed, 47:15) En “Eet en drinkt met genoegen (als beloning) voor wat jullie gedaan hebben. Zo belonen Wij hen die goed doen.” (Sura Al-Mursalaat, 77:43-44)

Laten wij tot slot Allah voor Zijn vrijgevigheid danken met de woorden “subhan Allah al-adziem wa bi-hamdihi” (Verheerlijkt is Allah de Allergrootste en geprezen zij Hij). Voor iedereen die dit zegt, zal namelijk een dadelpalm in het Paradijs geplant worden!15

Noten

  1. In een deel van de Nederlandse Koranvertalingen komt het woord ‘druiven’ overigens niet voor. In ‘De interpretatie van de betekenissen van de Koran’ van Aboe Ismail & Studenten wordt wel gesproken van druiven, en in ‘De Edele Koran’ van ICCN en ‘De Levende Koran’ van IUR van druivenranken. In de andere vertalingen staat echter ‘wijnranken’ (Kramers en Ahmadiyya) of wijnstokken (Leemhuis). Het Arabische woord a’naab, dat in de Koran staat, betekent echter ‘druiven’. In dit artikel gebruik ik overigens de Koranvertaling van Leemhuis: De Koran. Een weergave van de betekenis van de Arabische tekst in het Nederlands door Fred Leemhuis. Het Wereldvenster, 4e druk, Houten, 1990.
  2. Zie ook 6:99, 13:3-4, 16:11, 20:54, 23:21, 32:27, 35:27, 39:21 en 55:10-13.
  3. Zie ook 16:5.
  4. Zie ook 2:60, 2:168, 5:88, 6:142, 7:160 en 20:81.
  5. Zie ook 2:173, 6:118-119, 6:121, 6:136-146, 16:115 en 22:30.
  6. Dat verbod is er overigens geleidelijk aan gekomen: eerst vers 2:219, daarna 4:43 en tot slot 5:90-91.
  7. Zie ook 2:173, 5:3, 5:93 en 16:115.
  8. Zie ook 5:95.
  9. Zie ook 22:27-28.
  10. Zie ook 89:18.
  11. Zie ook 69:34-37 en 74:40-47.
  12. Zie ook 23:33 en 25:20.
  13. Net als kleding wordt voedsel dus in de Koran beschreven als zowel een voorziening van Allah voor dit leven, als Zijn belofte voor het Hiernamaals.
  14. Zie ook 2:25, 2:266, 13:35, 36:57, 37:41-47, 38:51, 43:73, 44:55, 52:19, 52:22, 55:52-54, 55:68, 56:18-21, 56:29, 56:32, 69:21-24, 76:5-6, 76:14-22 en 83:25-28.
  15. Al-Qahtaani, Sa’eed Ibn ‘Ali Ibn Wahf, Boek over Doe’a (Smeekbeden), Uitgeverij Noer, 2004, p. 223-224.

halal en haram, koran, voeding